Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BC8450

Datum uitspraak2008-04-01
Datum gepubliceerd2008-04-03
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers07/353 WWB
Statusgepubliceerd


Indicatie

Geen hoger beroep kan worden ingesteld tegen een uitspraak van de voorzieningenrechter.


Uitspraak

07/353 WWB Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellant] (hierna: appellant), tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Roermond van 13 juli 2005, 05/770 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo (hierna: College) Datum uitspraak: 1 april 2008 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld. Het College heeft een verweerschrift ingediend. Het onderzoek ter zitting heeft, gevoegd met het onderzoek in de gedingen met nrs. 07/352 WWB en 07/6559 WWB, plaatsgevonden op 18 maart 2008. Appellant is verschenen. Het College heeft zich niet laten vertegenwoordigen. Na de sluiting van het onderzoek ter zitting zijn de gevoegde zaken weer gesplitst. In deze zaak wordt heden afzonderlijk uitspraak gedaan. II. OVERWEGINGEN In zijn aan de Raad gerichte brief van 15 januari 2007 stelt appellant onder meer hoger beroep in tegen de aangevallen uitspraak van 13 juli 2005. Bij die uitspraak is een bij brief van 12 mei 2005 door appellant ingediend verzoek om voorlopige voorziening met toepassing van artikel 8:84, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht afgewezen. Op grond van het bepaalde in artikel 18, tweede lid, aanhef en onder d, van de Beroepswet kan tegen een dergelijke uitspraak geen hoger beroep worden ingesteld. Voor kennisneming door de Raad van een hoger beroep in weerwil van artikel 18, tweede lid, aanhef en onder d, van de Beroepswet kan naar vaste rechtspraak grond bestaan, indien bij de totstandkoming van de aangevallen uitspraak sprake is van een evidente schending van eisen van een goede procesorde dan wel van fundamentele rechtsbeginselen, zodanig dat van een eerlijk proces geen sprake is. Op grond van de beschikbare gegevens kan naar het oordeel van de Raad niet worden gezegd dat in dit geval daarvan sprake is. Uit het vorenstaande vloeit voort dat de Raad niet bevoegd is van het hoger beroep kennis te nemen. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Verklaart zich onbevoegd. Deze uitspraak is gedaan door G.A.J. van den Hurk. De beslissing is, in tegenwoordigheid van P.E. Broekman als griffier, uitgesproken in het openbaar op 1 april 2008. (get.) G.A.J. van den Hurk. (get.) P.E. Broekman. IJ